maandag 19 maart 2018

Hoe ziet goed leesonderwijs eruit?


Auteur: Leonie Steggink

Dat kinderen goed moeten leren lezen, staat al jaren buiten kijf. Hun schoolsucces, toekomstige carrière en algehele welzijn hangen hier grotendeels van af 1/2. Goed leesonderwijs is dus essentieel, maar hoe ziet dat eruit? In de wirwar van publicaties en goedbedoelde adviezen is het soms lastig om zicht te houden op de aspecten die er écht toe doen in het leesonderwijs. In dit stuk zijn de belangrijkste wetenschappelijke bevindingen op een rijtje gezet.

Leestijd

Allereerst: tijd! Onderzoek laat zien dat er een enorm sterke relatie bestaat tussen de hoeveelheid tijd die besteed wordt aan lezen en de leesresultaten 3/4. In groep 4 en 5 moet minimaal 3 uur per week aan voortgezet technisch lezen worden besteed. Zwakke lezers hebben nog meer tijd nodig – minimaal één uur extra per week 5. Als kinderen regelmatig lezen, gaan ze woordstructuren herkennen. Daardoor wordt het lezen makkelijker 6. Het is daarbij belangrijk dat verschillende woordtypen herhaald aan bod komen, want herhaling zorgt ervoor dat het lezen van bepaalde woordtypen wordt geautomatiseerd 7.

Instructie
Ook instructie speelt een belangrijke rol in het leesonderwijs. De meeste leesproblemen blijken het gevolg te zijn van onvoldoende expliciete instructie
8. Een goede instructie start met het benoemen van een concreet lesdoel. Dit heeft een positief effect op de leesontwikkeling van kinderen, omdat hierdoor duidelijk wordt wat er van hen wordt verwacht 9. Tijdens de instructie kun je het best het directe instructiemodel toepassen 10. Als leerkracht sta jij daarbij als model centraal; je doet voor en benoemt wat de bedoeling is. Na de instructie gaan de kinderen zelf aan de slag. Het is belangrijk om ze daarbij goed te begeleiden en gerichte feedback te geven. Een systematische aanpak is voor vrijwel alle kinderen effectiever dan leesaanpakken die focussen op een rijke leesomgeving of zelfontdekkend leren lezen 11.

Verlengde instructie

Zeker voor zwakke lezers geldt dat extra instructietijd leidt tot betere leesvaardigheden
12. Hier kun je als leerkracht op inspelen door kinderen op basis van hun leesniveau in groepjes in te delen.
Zwakkere lezers kunnen op die manier een instructie krijgen die beter op hun niveau is afgestemd, terwijl gemiddelde en goede lezers in die tijd een boek lezen of zelfstandig aan de slag gaan met verdiepings- of verrijkingsstof. Let er wel op dat lezers niet automatisch een lange tijd het label ‘zwakke lezer’ krijgen opgeplakt. Kinderen die onterecht steeds worden ingedeeld in het ‘verlengde instructie-groepje’ kunnen daardoor een negatief zelfbeeld krijgen. Dat komt het lezen natuurlijk niet ten goede
13.

Toetsen

Hoe zorg je ervoor dat kinderen in de juiste instructiegroepen zijn ingedeeld? Leestoetsen kunnen je hierbij helpen. Toetsresultaten geven namelijk een gedetailleerd inzicht in het verloop van het leerproces en stellen je zo in staat om leesproblemen op tijd te signaleren.
Door regelmatig leestoetsen af te nemen, kun je het onderwijsaanbod beter afstemmen op de behoeften van de kinderen
14. Kortetermijnresultaten kunnen op die manier van grote invloed zijn op het verbeteren van het leesonderwijs 15.

Verrijkingsstof
Dankzij de toetsresultaten kunnen niet alleen de zwakke lezers worden opgespoord, maar ook de sterke. Waar zwakke lezers behoefte hebben aan meer lees- en instructietijd, hebben sterke lezers vaak behoefte aan meer uitdaging. Als je de vlottere kinderen verrijkingsstof aanbiedt, gaan hun leerresultaten vooruit
16 en neemt hun motivatie toe 17. En hoe gemotiveerder kinderen zijn om te lezen, hoe meer tijd ze zullen besteden aan lezen in hun vrije tijd 18. Daardoor gaat hun leesvaardigheid wéér vooruit 19/20 en zo komen ze in een positieve spiraal terecht.

Werkvormen

Je kunt ook bijdragen aan de leesvaardigheid en motivatie van de kinderen door steeds op andere manieren met lezen bezig te zijn. Voorlezen, stillezen en tutorlezen zijn voorbeelden van effectieve werkvormen.
Wanneer je als leerkracht voorleest, maken kinderen kennis met verschillende genres en auteurs. Zo kunnen ze boeken ontdekken waarbij ze zelf niet zo snel terecht zouden zijn gekomen
21. Dit verhoogt hun leesmotivatie. Daarnaast doe je tijdens het voorlezen voor hoe je leest. Dit komt de technische leesvaardigheid van kinderen ten goede, omdat ze dit voorbeeld later kunnen nadoen 22.
Vrij stillezen werkt ook motiverend en draagt bij aan de ontwikkeling van de leesvaardigheid
23. Om ervoor te zorgen dat niet alleen de kinderen die eerder klaar zijn met hun werk de kans krijgen om in een boek te duiken, is het belangrijk dat je vrij stillezen een vaste plaats geeft in het lesrooster.
Een andere leuke en effectieve werkvorm is het tutorlezen. Daarbij lezen twee kinderen met verschillende leesniveaus samen een tekst. De tutor ondersteunt de zwakke lezer en uiteindelijk gaan de leesvaardigheid en het leesbegrip van beide lezers vooruit
24. 

Leesmotivatie
PISA-onderzoek laat zien dat Nederlandse kinderen onder het internationale gemiddelde scoren op het gebied van leesmotivatie 25. Op veel scholen wordt helaas ook maar weinig aandacht besteed aan leesplezier 26. Jammer, want onderzoek laat keer op keer zien dat leesmotivatie een belangrijke voorspeller is van leesvaardigheid 27. Om zeker te weten dat leesplezier genoeg aan bod komt, kan een methode waarin stelselmatig aandacht wordt besteed aan leespromotie uitkomst bieden.
Daarnaast kan de leesmotivatie van kinderen worden vergroot door leesteksten en leesboeken aan te bieden die zijn afgestemd op hun belevingswereld. Het is dus verstandig om daar bij het kiezen van een nieuwe methode rekening mee te houden
28.
Verder kan bij leespromotie goed worden ingespeeld op de drie basisvoorwaarden voor intrinsieke motivatie (autonomie, competentie en relatie)
29. Kinderen zullen zich autonomer voelen als ze zelf mogen kiezen welke boeken ze willen lezen. Het competentiegevoel van de kinderen kun je vergroten door teksten te selecteren die aansluiten bij hun leesniveau.

Dit zijn teksten die niet te moeilijk zijn, maar wel uitdagend genoeg om de leesvaardigheid verder te ontwikkelen. Om ervoor te zorgen dat leerlingen zich sociaal verbonden voelen, is het slim om veel sociale interactie-momenten rondom boeken in te plannen. Zo kunnen de kinderen hun ervaringen en enthousiasme delen 30.

Begrijpend lezen
De bovengenoemde manieren om de leesmotivatie te vergroten, hebben tegelijkertijd een positief effect op leesbegrip
31. Ook dit is natuurlijk erg belangrijk. Wat heeft een kind er immers aan als het de tekst uit het geschiedenisboek wel kan verklanken, maar niet begrijpt wat er staat? Hoewel technisch kunnen lezen belangrijk is, is het uiteindelijke doel van leesonderwijs het kunnen begrijpen van uiteenlopende teksten. Het is voor zowel de technische leesvaardigheid als voor het tekstbegrip van kinderen beter om technisch lezen niet geheel los te koppelen van begrijpend lezen. Zorg er daarom voor dat kinderen tijdens de leeslessen, naast woordjes, ook leesteksten lezen. En stel na afloop vragen over deze teksten om het leesbegrip te bevorderen. Op die manier wordt voor kinderen duidelijk dat technisch lezen een middel is en niet een doel op zich 32.

Woordenschat
Om teksten te kunnen begrijpen, moeten kinderen natuurlijk ook beschikken over voldoende woordenschat. Hoe meer woorden een kind kent, hoe makkelijker het technisch en begrijpend lezen zal gaan. En hoe meer een kind leest, hoe meer woorden een kind leert
33. Daarom is de koppeling tussen woordenschatonderwijs en leesonderwijs waardevol én logisch.
Die koppeling kun je het best maken door tijdens de leesles in een korte expliciete instructie uitleg te geven over de betekenis van woorden uit de leestekst
34. De leestekst zorgt voor een betekenisvolle context waarin kinderen een nieuw woord leren. Hierdoor onthouden kinderen het nieuwe woord sneller. De betekenis blijft ook sneller hangen als het nieuwe woord tijdens de lessen herhaald aan bod komt 35.

Geïntegreerd leesonderwijs
In de huidige onderwijspraktijk wordt lezen vaak opgedeeld in drie aparte delen: technisch lezen, begrijpend lezen en leespromotie. Dat is eigenlijk heel gek, want die drie aspecten hangen nauw samen
36. Verder is het leesonderwijs bij uitstek geschikt om kinderen nieuwe woorden te leren. Kinderen die veel lezen, doen ten eerste onbewust veel nieuwe woordkennis op. Ten tweede bieden leesteksten een betekenisvolle context om woorden te leren en nieuwe woorden kunnen in verschillende teksten herhaald aan bod komen 37. Het is daarom nuttig (en tijdbesparend) als je als leerkracht geïntegreerd leesonderwijs aanbiedt.

Hoe ziet goed leesonderwijs eruit? Het moge duidelijk zijn: daar komen nogal wat dingen bij kijken.
In de checklist vind je een handig overzicht van alle aandachtspunten.


___________________________
1    Stevens, 1998
2    Vernooy, 2009
3    Cox & Guthrie, 2001
4    Guthrie, Schafer, & Huang, 2001
5    Vernooy, 2006
6    Leppänen, Aunola, & Nurmi, 2005
7    Houtveen, Mijs, Vernooy, van de Grift, & Koekebacker, 2003
8    Vernooy, 2009
9    Vernooy, 2009
10    Bosman, 2014
11    Ellis & Worthington, 1994
12    Vernooy, 2009
13    Houtveen et al., 2003
14    Reezigt, Houtveen, & van de Grift, 2002
15    Schmoker, 1999
16    Tieso, 2003
17    Tieso, 2002
18    Guthrie, Wigfield, Metsala, & Cox, 1999
19    Cox & Guthrie, 2001
20    Guthrie et al., 2001
21    Leysen, 2001
22    Bosman, 2014
23    Vernooy, 2001
24    Van Keer, 2002
25    OECD, 2010
26    Inspectie van het Onderwijs, 2014
27    Van Steensel, van der Sande, Bramer, & Arends, 2016
28    Van Steensel et al., 2016
29    Ryan & Deci, 2000
30    Ryan & Deci, 2000
31    Van Steensel et al., 2006
32    Berends, 2002
33    Vernooy, 2007
34    Vernooy, 2009
35    Van de Rhoer & Vermeer, 2005
36    Morgan & Fuchs, 2007
37    Van de Rhoer & Vermeer, 2005


Leonie Steggink
Als onderwijskundige bij Delubas denk ik na over nieuwe onderwijsmaterialen die leerzaam en leuk zijn voor kinderen én leerkrachten. Reuze-interessant werk waarbij ik mijn wetenschappelijke kennis kan combineren met mijn ervaring voor de klas. Meer weten of heb je een opmerking? Ik hoor het graag.



Foto 1 jongetje: Shutterstock.com
Foto 2: Met Licht Geschreven Fotografie
Illustraties: Jan Lieffering

woensdag 7 maart 2018

Slim uitdagen van meer- en hoogbegaafden

Auteur: Leonie Steggink

Op 10 maart start de Week van de Hoogbegaafdheid. Een week waarin er volop aandacht is voor hoogbegaafde kinderen, kennis wordt gedeeld en misvattingen over hoogbegaafdheid worden weggenomen. Een goed initiatief, maar hoe zit het met meerbegaafde kinderen die niet het stempel van hoogbegaafdheid hebben gekregen? Ook deze groep kinderen verdient aandacht. In deze blog bespreek ik mogelijkheden om ook de meerbegaafde kinderen te blijven uitdagen.

Wat is meerbegaafdheid?

Slim uitdagen van meer- en hoogbegaafden
Meerbegaafde kinderen kunnen meer aan dan het gemiddelde kind. Zij hebben net als hoogbegaafde kinderen een hoog werk- en denkniveau[1]: Ze zijn snel van begrip, maken grote denk- en leerstappen, beschikken over een goed geheugen en hebben een groot probleemoplossend vermogen[2]. Het verschil met hoogbegaafdheid is dat er bij hoogbegaafdheid naast intelligentie ook andere factoren zoals creativiteit en motivatie betrokken zijn[3].

Gevaar van onderpresteren

Ook meerbegaafde kinderen die niet in een speciale plusklas terechtkomen, moeten uitgedaagd worden om onderpresteren te voorkomen. Wanneer deze kinderen niet voldoende uitgedaagd worden, bestaat het gevaar dat zij de motivatie verliezen om zich in te zetten[4]. Dit zorgt ervoor dat zij zich op een later moment, wanneer zij wel uitgedaagd worden, ook niet meer volledig inzetten.

Verbreden en verdiepen is beter dan versnellen
Maar hoe moeten deze kinderen uitgedaagd worden? De drie meest genoemde manieren om kinderen uit te dagen zijn versnellen, verbreden en verdiepen[5]. Omdat je bij versnellen altijd in een later stadium tegen hetzelfde probleem aanloopt - dat ze de leerstof al beheersen - zijn verbreden of verdiepen de beste opties. Het aanleren van denkvaardigheden die ze in de toekomst kunnen gebruiken, de 21e-eeuwse vaardigheden, is een interessante en waardevolle manier van zowel verbreden als verdiepen.

PlustaakOnderzoeken en ontwerpen helpt kinderen zelf nieuwe kennis te ontwikkelen
Een goede manier om te werken aan 21e-eeuwse vaardigheden zoals kritisch denken en probleemoplossen[6,7], is het aanleren van onderzoeks- en ontwerpvaardigheden. Dit sluit van nature goed aan bij het wetenschaps- en techniekonderwijs, maar kan ook in andere vakken worden toegepast. Hierbij doorlopen de kinderen steeds een onderzoeks- of ontwerpcyclus, waarbij ze zelf vanuit een vraag of probleem een onderzoek of ontwerp opzetten. Deze systematische manier van denken kan op allerlei gebieden worden toegepast en maakt dat de leerling zelf (onder begeleiding) nieuwe kennis kan ontwikkelen. Deze didactiek vraagt echter veel begeleiding van de leerkracht.

Complexere denkvaardigheden aanspreken
Een andere manier om meerbegaafden uit te dagen is het aanspreken van deze kinderen met complexere denkvaardigheden. Dit kan met lesmateriaal waarbij de vragen van een hoger niveau zijn. De taxonomie van Bloom[8] kent lage orde denkvragen (reproduceren, begrijpen, toepassen) en hogere orde denkvragen (analyseren, evalueren, creëren). De hogere orde denkvragen dwingen kinderen dieper met de stof bezig zijn. Daarbij worden ook andere denkvaardigheden aangesproken, waarmee de kinderen meer uitgedaagd worden.

Plustaak: kinderen gaan zelf op onderzoek uit
Een voorbeeld van lesmateriaal dat gebruikmaakt van deze hogere orde denkvragen, is Plustaak. Plustaak Wereldoriëntatie is een methode waarbij kinderen, door vaak zelf op onderzoek uit te gaan, creatief met een onderwerp bezig zijn. De kinderen worden uitgedaagd om de stof actief te verwerken en deze zelf te creëren, analyseren en evalueren. De kinderen doen dat zelfstandig of in tweetallen, zonder dat de leerkracht dit proces intensief hoeft te begeleiden. Zo worden de kinderen op hun niveau uitgedaagd en voorkom je onderpresteren. Zo komen ook de meerbegaafde kinderen tot hun recht binnen het onderwijs!

_______________________________

1 Wechsler (1958)
2 Drent & Van Gerven (2002)
3 Renzulli (1986)
4 Snyder & Linnenbrink-Garcia (2013)
5 Drent & Van Gerven (2007)
6 Savery (2006)
7 Van Graft, Klein Tank & beker (2016)
8 Krathwohl (2002)


Leonie Steggink
Als onderwijskundige bij Delubas denk ik na over nieuwe onderwijsmaterialen die leerzaam en leuk zijn voor kinderen én leerkrachten. Reuze-interessant werk waarbij ik mijn wetenschappelijke kennis kan combineren met mijn ervaring voor de klas. Meer weten of heb je een opmerking? Ik hoor het graag.



Foto
1: Shutterstock.com

Foto 2: Met Licht Geschreven Fotografie