maandag 16 april 2018

Samen sterk(er)

Auteur: Leonie Steggink
 
Kinderen werken op school vaak samen: coöperatieve werkvormen zijn aan de orde van de dag. Maar hoe vaak werken ze samen met kinderen uit andere groepen? Groepsoverstijgend samenwerken is leuk en leerzaam. Een vak dat zich daar bij uitstek voor leent, is lezen. Dit blog gaat in op de voordelen van de werkvorm samenlezen.
 

Wat is samenlezen
Wat is samenlezen? 
Steeds meer scholen hanteren vormen van lezen in duo’s, zoals duolezen, tutorlezen of maatjeslezen. Vaak zijn de duo’s min of meer gelijkwaardig. Bij samenlezen is dat anders: daarbij wordt juist een lezer met een hoger niveau gekoppeld aan een minder vaardige lezer. De betere lezer vervult dan de rol van tutor. 1

Onderzoek wijst uit…
Internationaal leesonderzoek wijst uit dat samenlezen werkt. Zwakke lezers profiteren van de persoonlijke feedback van de tutor: die corrigeert leesfouten immers direct. Daarnaast kunnen zwakke lezers zich beter concentreren en houden ze het lezen dus langer vol. Dat komt weer ten goede aan hun leesmotivatie. Maar ook de sterke lezers profiteren: het geven van feedback aan de zwakke lezer stimuleert de hogere denkvaardigheden en communicatieve vaardigheden van de tutor. Bovendien ontwikkelt de sterke lezer zijn invoelingsvermogen en verantwoordelijkheidsgevoel. 2
 
Win-win-situatie
De klas is een prima plek om samen te lezen. De effecten zijn echter nog groter als samenlezen groepsoverstijgend wordt ingezet. 3 Daar hebben bijvoorbeeld zwakke lezers uit de bovenbouw baat bij. Zij hebben vaak negatieve ervaringen opgedaan met lezen, waardoor ze het plezier verloren zijn. 4 Samenlezen kan in die situatie uitkomst bieden: wanneer oudere zwakke lezers als tutor jongere lezers helpen, ervaren zij eens hoe het is om de betere te zijn. Dat versterkt hun zelfbeeld en motivatie. 5 Elk van de twee heeft dus op zijn eigen manier baat bij samenlezen: een win-win-situatie.

Samenleesboeken serie 10
Samenleesboeken
Samenlezen draagt dus zowel bij aan het leesniveau als aan de leesmotivatie. Extra aantrekkelijk wordt het samenlezen met speciaal ontwikkelde Samenleesboeken. 6 Een Samenleesboek is geschreven op twee verschillende AVI-niveaus. Twee kinderen lezen dus in hetzelfde boek, maar elk op hun eigen niveau. De niveaus wisselen elkaar om de paar regels af, terwijl het verhaal gewoon doorloopt. De sterke lezer fungeert zo dus niet alleen als tutor, maar oefent tegelijkertijd ook op het eigen niveau. Zo worden beide lezers samen sterker!
 

Meer weten? Neem eens een kijkje op https://www.delubas.nl/leesseries/samenleesboeken/


____________________________
1 Van de Mortel & Bouwman, 2015
2 Mijs, Egbertsen, oude Kamphuis & Vernooy, 2015
3 Vernooy & Egbertsen, 2012
4 Oostdam, Blok, Boendermaker, 2011
5 Mijs, Egbertsen, oude Kamphuis & Vernooy, 2015
6 Van de Mortel & Bouwman, 2015 



Leonie Steggink
Als onderwijskundige bij Delubas denk ik na over nieuwe onderwijsmaterialen die leerzaam en leuk zijn voor kinderen én leerkrachten. Reuze-interessant werk waarbij ik mijn wetenschappelijke kennis kan combineren met mijn ervaring voor de klas. Meer weten of heb je een opmerking? Ik hoor het graag.
Foto's: Shutterstock.com

maandag 19 maart 2018

Hoe ziet goed leesonderwijs eruit?


Auteur: Leonie Steggink

Dat kinderen goed moeten leren lezen, staat al jaren buiten kijf. Hun schoolsucces, toekomstige carrière en algehele welzijn hangen hier grotendeels van af 1/2. Goed leesonderwijs is dus essentieel, maar hoe ziet dat eruit? In de wirwar van publicaties en goedbedoelde adviezen is het soms lastig om zicht te houden op de aspecten die er écht toe doen in het leesonderwijs. In dit stuk zijn de belangrijkste wetenschappelijke bevindingen op een rijtje gezet.

Leestijd

Allereerst: tijd! Onderzoek laat zien dat er een enorm sterke relatie bestaat tussen de hoeveelheid tijd die besteed wordt aan lezen en de leesresultaten 3/4. In groep 4 en 5 moet minimaal 3 uur per week aan voortgezet technisch lezen worden besteed. Zwakke lezers hebben nog meer tijd nodig – minimaal één uur extra per week 5. Als kinderen regelmatig lezen, gaan ze woordstructuren herkennen. Daardoor wordt het lezen makkelijker 6. Het is daarbij belangrijk dat verschillende woordtypen herhaald aan bod komen, want herhaling zorgt ervoor dat het lezen van bepaalde woordtypen wordt geautomatiseerd 7.

Instructie
Ook instructie speelt een belangrijke rol in het leesonderwijs. De meeste leesproblemen blijken het gevolg te zijn van onvoldoende expliciete instructie
8. Een goede instructie start met het benoemen van een concreet lesdoel. Dit heeft een positief effect op de leesontwikkeling van kinderen, omdat hierdoor duidelijk wordt wat er van hen wordt verwacht 9. Tijdens de instructie kun je het best het directe instructiemodel toepassen 10. Als leerkracht sta jij daarbij als model centraal; je doet voor en benoemt wat de bedoeling is. Na de instructie gaan de kinderen zelf aan de slag. Het is belangrijk om ze daarbij goed te begeleiden en gerichte feedback te geven. Een systematische aanpak is voor vrijwel alle kinderen effectiever dan leesaanpakken die focussen op een rijke leesomgeving of zelfontdekkend leren lezen 11.

Verlengde instructie

Zeker voor zwakke lezers geldt dat extra instructietijd leidt tot betere leesvaardigheden
12. Hier kun je als leerkracht op inspelen door kinderen op basis van hun leesniveau in groepjes in te delen.
Zwakkere lezers kunnen op die manier een instructie krijgen die beter op hun niveau is afgestemd, terwijl gemiddelde en goede lezers in die tijd een boek lezen of zelfstandig aan de slag gaan met verdiepings- of verrijkingsstof. Let er wel op dat lezers niet automatisch een lange tijd het label ‘zwakke lezer’ krijgen opgeplakt. Kinderen die onterecht steeds worden ingedeeld in het ‘verlengde instructie-groepje’ kunnen daardoor een negatief zelfbeeld krijgen. Dat komt het lezen natuurlijk niet ten goede
13.

Toetsen

Hoe zorg je ervoor dat kinderen in de juiste instructiegroepen zijn ingedeeld? Leestoetsen kunnen je hierbij helpen. Toetsresultaten geven namelijk een gedetailleerd inzicht in het verloop van het leerproces en stellen je zo in staat om leesproblemen op tijd te signaleren.
Door regelmatig leestoetsen af te nemen, kun je het onderwijsaanbod beter afstemmen op de behoeften van de kinderen
14. Kortetermijnresultaten kunnen op die manier van grote invloed zijn op het verbeteren van het leesonderwijs 15.

Verrijkingsstof
Dankzij de toetsresultaten kunnen niet alleen de zwakke lezers worden opgespoord, maar ook de sterke. Waar zwakke lezers behoefte hebben aan meer lees- en instructietijd, hebben sterke lezers vaak behoefte aan meer uitdaging. Als je de vlottere kinderen verrijkingsstof aanbiedt, gaan hun leerresultaten vooruit
16 en neemt hun motivatie toe 17. En hoe gemotiveerder kinderen zijn om te lezen, hoe meer tijd ze zullen besteden aan lezen in hun vrije tijd 18. Daardoor gaat hun leesvaardigheid wéér vooruit 19/20 en zo komen ze in een positieve spiraal terecht.

Werkvormen

Je kunt ook bijdragen aan de leesvaardigheid en motivatie van de kinderen door steeds op andere manieren met lezen bezig te zijn. Voorlezen, stillezen en tutorlezen zijn voorbeelden van effectieve werkvormen.
Wanneer je als leerkracht voorleest, maken kinderen kennis met verschillende genres en auteurs. Zo kunnen ze boeken ontdekken waarbij ze zelf niet zo snel terecht zouden zijn gekomen
21. Dit verhoogt hun leesmotivatie. Daarnaast doe je tijdens het voorlezen voor hoe je leest. Dit komt de technische leesvaardigheid van kinderen ten goede, omdat ze dit voorbeeld later kunnen nadoen 22.
Vrij stillezen werkt ook motiverend en draagt bij aan de ontwikkeling van de leesvaardigheid
23. Om ervoor te zorgen dat niet alleen de kinderen die eerder klaar zijn met hun werk de kans krijgen om in een boek te duiken, is het belangrijk dat je vrij stillezen een vaste plaats geeft in het lesrooster.
Een andere leuke en effectieve werkvorm is het tutorlezen. Daarbij lezen twee kinderen met verschillende leesniveaus samen een tekst. De tutor ondersteunt de zwakke lezer en uiteindelijk gaan de leesvaardigheid en het leesbegrip van beide lezers vooruit
24. 

Leesmotivatie
PISA-onderzoek laat zien dat Nederlandse kinderen onder het internationale gemiddelde scoren op het gebied van leesmotivatie 25. Op veel scholen wordt helaas ook maar weinig aandacht besteed aan leesplezier 26. Jammer, want onderzoek laat keer op keer zien dat leesmotivatie een belangrijke voorspeller is van leesvaardigheid 27. Om zeker te weten dat leesplezier genoeg aan bod komt, kan een methode waarin stelselmatig aandacht wordt besteed aan leespromotie uitkomst bieden.
Daarnaast kan de leesmotivatie van kinderen worden vergroot door leesteksten en leesboeken aan te bieden die zijn afgestemd op hun belevingswereld. Het is dus verstandig om daar bij het kiezen van een nieuwe methode rekening mee te houden
28.
Verder kan bij leespromotie goed worden ingespeeld op de drie basisvoorwaarden voor intrinsieke motivatie (autonomie, competentie en relatie)
29. Kinderen zullen zich autonomer voelen als ze zelf mogen kiezen welke boeken ze willen lezen. Het competentiegevoel van de kinderen kun je vergroten door teksten te selecteren die aansluiten bij hun leesniveau.

Dit zijn teksten die niet te moeilijk zijn, maar wel uitdagend genoeg om de leesvaardigheid verder te ontwikkelen. Om ervoor te zorgen dat leerlingen zich sociaal verbonden voelen, is het slim om veel sociale interactie-momenten rondom boeken in te plannen. Zo kunnen de kinderen hun ervaringen en enthousiasme delen 30.

Begrijpend lezen
De bovengenoemde manieren om de leesmotivatie te vergroten, hebben tegelijkertijd een positief effect op leesbegrip
31. Ook dit is natuurlijk erg belangrijk. Wat heeft een kind er immers aan als het de tekst uit het geschiedenisboek wel kan verklanken, maar niet begrijpt wat er staat? Hoewel technisch kunnen lezen belangrijk is, is het uiteindelijke doel van leesonderwijs het kunnen begrijpen van uiteenlopende teksten. Het is voor zowel de technische leesvaardigheid als voor het tekstbegrip van kinderen beter om technisch lezen niet geheel los te koppelen van begrijpend lezen. Zorg er daarom voor dat kinderen tijdens de leeslessen, naast woordjes, ook leesteksten lezen. En stel na afloop vragen over deze teksten om het leesbegrip te bevorderen. Op die manier wordt voor kinderen duidelijk dat technisch lezen een middel is en niet een doel op zich 32.

Woordenschat
Om teksten te kunnen begrijpen, moeten kinderen natuurlijk ook beschikken over voldoende woordenschat. Hoe meer woorden een kind kent, hoe makkelijker het technisch en begrijpend lezen zal gaan. En hoe meer een kind leest, hoe meer woorden een kind leert
33. Daarom is de koppeling tussen woordenschatonderwijs en leesonderwijs waardevol én logisch.
Die koppeling kun je het best maken door tijdens de leesles in een korte expliciete instructie uitleg te geven over de betekenis van woorden uit de leestekst
34. De leestekst zorgt voor een betekenisvolle context waarin kinderen een nieuw woord leren. Hierdoor onthouden kinderen het nieuwe woord sneller. De betekenis blijft ook sneller hangen als het nieuwe woord tijdens de lessen herhaald aan bod komt 35.

Geïntegreerd leesonderwijs
In de huidige onderwijspraktijk wordt lezen vaak opgedeeld in drie aparte delen: technisch lezen, begrijpend lezen en leespromotie. Dat is eigenlijk heel gek, want die drie aspecten hangen nauw samen
36. Verder is het leesonderwijs bij uitstek geschikt om kinderen nieuwe woorden te leren. Kinderen die veel lezen, doen ten eerste onbewust veel nieuwe woordkennis op. Ten tweede bieden leesteksten een betekenisvolle context om woorden te leren en nieuwe woorden kunnen in verschillende teksten herhaald aan bod komen 37. Het is daarom nuttig (en tijdbesparend) als je als leerkracht geïntegreerd leesonderwijs aanbiedt.

Hoe ziet goed leesonderwijs eruit? Het moge duidelijk zijn: daar komen nogal wat dingen bij kijken.
In de checklist vind je een handig overzicht van alle aandachtspunten.


___________________________
1    Stevens, 1998
2    Vernooy, 2009
3    Cox & Guthrie, 2001
4    Guthrie, Schafer, & Huang, 2001
5    Vernooy, 2006
6    Leppänen, Aunola, & Nurmi, 2005
7    Houtveen, Mijs, Vernooy, van de Grift, & Koekebacker, 2003
8    Vernooy, 2009
9    Vernooy, 2009
10    Bosman, 2014
11    Ellis & Worthington, 1994
12    Vernooy, 2009
13    Houtveen et al., 2003
14    Reezigt, Houtveen, & van de Grift, 2002
15    Schmoker, 1999
16    Tieso, 2003
17    Tieso, 2002
18    Guthrie, Wigfield, Metsala, & Cox, 1999
19    Cox & Guthrie, 2001
20    Guthrie et al., 2001
21    Leysen, 2001
22    Bosman, 2014
23    Vernooy, 2001
24    Van Keer, 2002
25    OECD, 2010
26    Inspectie van het Onderwijs, 2014
27    Van Steensel, van der Sande, Bramer, & Arends, 2016
28    Van Steensel et al., 2016
29    Ryan & Deci, 2000
30    Ryan & Deci, 2000
31    Van Steensel et al., 2006
32    Berends, 2002
33    Vernooy, 2007
34    Vernooy, 2009
35    Van de Rhoer & Vermeer, 2005
36    Morgan & Fuchs, 2007
37    Van de Rhoer & Vermeer, 2005


Leonie Steggink
Als onderwijskundige bij Delubas denk ik na over nieuwe onderwijsmaterialen die leerzaam en leuk zijn voor kinderen én leerkrachten. Reuze-interessant werk waarbij ik mijn wetenschappelijke kennis kan combineren met mijn ervaring voor de klas. Meer weten of heb je een opmerking? Ik hoor het graag.



Foto 1 jongetje: Shutterstock.com
Foto 2: Met Licht Geschreven Fotografie
Illustraties: Jan Lieffering

woensdag 7 maart 2018

Slim uitdagen van meer- en hoogbegaafden

Auteur: Leonie Steggink

Op 10 maart start de Week van de Hoogbegaafdheid. Een week waarin er volop aandacht is voor hoogbegaafde kinderen, kennis wordt gedeeld en misvattingen over hoogbegaafdheid worden weggenomen. Een goed initiatief, maar hoe zit het met meerbegaafde kinderen die niet het stempel van hoogbegaafdheid hebben gekregen? Ook deze groep kinderen verdient aandacht. In deze blog bespreek ik mogelijkheden om ook de meerbegaafde kinderen te blijven uitdagen.

Wat is meerbegaafdheid?

Slim uitdagen van meer- en hoogbegaafden
Meerbegaafde kinderen kunnen meer aan dan het gemiddelde kind. Zij hebben net als hoogbegaafde kinderen een hoog werk- en denkniveau[1]: Ze zijn snel van begrip, maken grote denk- en leerstappen, beschikken over een goed geheugen en hebben een groot probleemoplossend vermogen[2]. Het verschil met hoogbegaafdheid is dat er bij hoogbegaafdheid naast intelligentie ook andere factoren zoals creativiteit en motivatie betrokken zijn[3].

Gevaar van onderpresteren

Ook meerbegaafde kinderen die niet in een speciale plusklas terechtkomen, moeten uitgedaagd worden om onderpresteren te voorkomen. Wanneer deze kinderen niet voldoende uitgedaagd worden, bestaat het gevaar dat zij de motivatie verliezen om zich in te zetten[4]. Dit zorgt ervoor dat zij zich op een later moment, wanneer zij wel uitgedaagd worden, ook niet meer volledig inzetten.

Verbreden en verdiepen is beter dan versnellen
Maar hoe moeten deze kinderen uitgedaagd worden? De drie meest genoemde manieren om kinderen uit te dagen zijn versnellen, verbreden en verdiepen[5]. Omdat je bij versnellen altijd in een later stadium tegen hetzelfde probleem aanloopt - dat ze de leerstof al beheersen - zijn verbreden of verdiepen de beste opties. Het aanleren van denkvaardigheden die ze in de toekomst kunnen gebruiken, de 21e-eeuwse vaardigheden, is een interessante en waardevolle manier van zowel verbreden als verdiepen.

PlustaakOnderzoeken en ontwerpen helpt kinderen zelf nieuwe kennis te ontwikkelen
Een goede manier om te werken aan 21e-eeuwse vaardigheden zoals kritisch denken en probleemoplossen[6,7], is het aanleren van onderzoeks- en ontwerpvaardigheden. Dit sluit van nature goed aan bij het wetenschaps- en techniekonderwijs, maar kan ook in andere vakken worden toegepast. Hierbij doorlopen de kinderen steeds een onderzoeks- of ontwerpcyclus, waarbij ze zelf vanuit een vraag of probleem een onderzoek of ontwerp opzetten. Deze systematische manier van denken kan op allerlei gebieden worden toegepast en maakt dat de leerling zelf (onder begeleiding) nieuwe kennis kan ontwikkelen. Deze didactiek vraagt echter veel begeleiding van de leerkracht.

Complexere denkvaardigheden aanspreken
Een andere manier om meerbegaafden uit te dagen is het aanspreken van deze kinderen met complexere denkvaardigheden. Dit kan met lesmateriaal waarbij de vragen van een hoger niveau zijn. De taxonomie van Bloom[8] kent lage orde denkvragen (reproduceren, begrijpen, toepassen) en hogere orde denkvragen (analyseren, evalueren, creëren). De hogere orde denkvragen dwingen kinderen dieper met de stof bezig zijn. Daarbij worden ook andere denkvaardigheden aangesproken, waarmee de kinderen meer uitgedaagd worden.

Plustaak: kinderen gaan zelf op onderzoek uit
Een voorbeeld van lesmateriaal dat gebruikmaakt van deze hogere orde denkvragen, is Plustaak. Plustaak Wereldoriëntatie is een methode waarbij kinderen, door vaak zelf op onderzoek uit te gaan, creatief met een onderwerp bezig zijn. De kinderen worden uitgedaagd om de stof actief te verwerken en deze zelf te creëren, analyseren en evalueren. De kinderen doen dat zelfstandig of in tweetallen, zonder dat de leerkracht dit proces intensief hoeft te begeleiden. Zo worden de kinderen op hun niveau uitgedaagd en voorkom je onderpresteren. Zo komen ook de meerbegaafde kinderen tot hun recht binnen het onderwijs!

_______________________________

1 Wechsler (1958)
2 Drent & Van Gerven (2002)
3 Renzulli (1986)
4 Snyder & Linnenbrink-Garcia (2013)
5 Drent & Van Gerven (2007)
6 Savery (2006)
7 Van Graft, Klein Tank & beker (2016)
8 Krathwohl (2002)


Leonie Steggink
Als onderwijskundige bij Delubas denk ik na over nieuwe onderwijsmaterialen die leerzaam en leuk zijn voor kinderen én leerkrachten. Reuze-interessant werk waarbij ik mijn wetenschappelijke kennis kan combineren met mijn ervaring voor de klas. Meer weten of heb je een opmerking? Ik hoor het graag.



Foto
1: Shutterstock.com

Foto 2: Met Licht Geschreven Fotografie

vrijdag 14 april 2017

Wie vindt er beter wat ze zoekt op internet?

Auteur: Leonie Middelbeek

Stel: je laat een tienjarig meisje en haar oma allebei informatie zoeken op internet.
Denk jij dat het meisje dan het best kan vinden wat ze zoekt?
Dan ben je niet de enige. Veel mensen gaan er namelijk van uit dat kinderen – de digital media natives
[1] onder ons – beter zijn in het opzoeken van informatie op internet dan ouderen[2], de digital media immigrants. Ouderen slagen er echter nog altijd beter in om informatie te vinden dan kinderen, zelfs op het woelige wereldwijde web. Hoe dat komt? Dat heeft alles te maken met studievaardigheden. Die zijn belangrijk voor de Entree- en Eindtoets, maar vooral ook onmisbaar in het dagelijks leven.

Studievaardigheden
Studievaardigheden zijn de vaardigheden die je nodig hebt bij het hanteren van studieteksten, informatiebronnen, kaarten, schema’s, tabellen en grafieken. Deze vaardigheden stellen kinderen in staat om efficiënt en effectief te leren, maar ze komen ook als volwassene nog heel vaak van pas.
Bijvoorbeeld wanneer je invalt in een andere klas. Om erachter te komen welke kinderen extra uitleg nodig hebben, ga je op zoek naar het groepsplan dat is opgesteld. In welke map vind je dat groepsplan? Wie heeft het opgesteld? Hoe lees je het schema af waar de informatie in staat? En tot slot: hoe zet je de informatie uit het groepsplan in tijdens je les?

 

Belang van studievaardigheden
Studievaardigheden zet je dus vaker onbewust in dan je misschien in eerste instantie zou
denken. De komst van het internet verandert hier niets aan. Ook op internet komen kinderen immers teksten en informatie tegen in verschillende formats. Hoe weten ze nou welke kaart of grafiek ze moeten selecteren en interpreteren? En hoe maken ze nuttige aantekeningen bij de informatie die ze vinden?
Het internet heeft er niet voor gezorgd dat studievaardigheden er niet meer toe doen – integendeel: het brengt juist heel veel nieuwe uitdagingen met zich mee. Op het web is het nóg belangrijker om te kunnen beoordelen of teksten bruikbaar zijn, om goed onderscheid te kunnen maken tussen feiten en meningen en om te weten welke bronnen betrouwbaar zijn. In een papieren encyclopedie is alle informatie al gecontroleerd, terwijl het internet vol staat met onwaarheden; denk maar aan al het nepnieuws waarmee we nu om de oren worden geslagen. Studievaardigheden worden dan ook niet voor niets gerekend tot de 21st Century Skills
[3].

Wat vinden kinderen moeilijk?

Kinderen beschikken niet automatisch over deze studievaardigheden. Uit onderzoek blijkt dat kinderen moeite hebben met het vinden en verwerken van informatie[4]. Bij het speuren op internet vinden ze het bijvoorbeeld lastig om de juiste zoekwoorden te gebruiken, omdat ze niet goed kunnen bepalen wat hun informatiebehoefte is. Ook hebben ze er moeite mee om informatie op waarde te schatten[5]. Als iets op Wikipedia of Google staat, beoordelen ze de informatie vaak per definitie als betrouwbaar[6].
En deze problemen doen zich niet alleen online voor. Net als bij het verzamelen van informatie op internet, komen ook bij traditionele, geprinte media vaardigheden als zoeken, selecteren en evalueren kijken
[7]. Het is dus belangrijk om kinderen te leren hoe ze dit het best kunnen aanpakken.

Hoe leer je kinderen studievaardigheden aan?

Een methode als Blits zou daarbij kunnen helpen. Blits is een methode studievaardigheden voor groep 5 tot en met 8 van de basisschool. Net als Cito maakt de methode onderscheid tussen vier hoofdrubrieken. Kinderen oefenen met a. het hanteren van studieteksten, b. het gebruiken van informatiebronnen, c. kaartlezen en d. het lezen van schema’s, tabellen en grafieken. Zo weet je dus zeker dat alle Cito-onderdelen aan bod komen.
Bovendien zul je resultaten zien in andere vakken – want in welk vak wordt er geen gebruikgemaakt van informatieve (studie)teksten? Kaartlezen zie je natuurlijk terug tijdens aardrijkskundelessen en topografie. En bij rekenlessen komen regelmatig grafieken en tabellen aan de orde, evenals bij de zaakvakken.


Hoewel kinderen die nu op de basisschool zitten bij wijze van spreken met de tablet in de hand geboren zijn, is het niet zo dat ze de informatie die ze zoeken binnen no time (of überhaupt!) vinden[8]. Dit betekent dat hier, net als bij rekenen en taal, een rol voor jou als leerkracht ligt. Een goede methode voor studievaardigheden kan je daarbij waarschijnlijk al een aardig eind op weg helpen! 


Wil je weten hoe vaardig jouw leerlingen al zijn?
Dan kun je onze gratis toetstrainer voor studievaardigheden afnemen in groep 7. Daarin komen alle verschillende onderdelen van studievaardigheden aan de orde. Zo weet je precies hoe jouw leerlingen ervoor staan en of meer oefenen vereist is.

U kunt de gratis toetstrainers downloaden op Mijn Delubas.


[1] Prensky, 2001
[2] Erstad, 2010
[3] Griffin, McGaw, & Care, 2012
[4] Walraven, 2008
[5] Walraven, 2012
[6] Hof, 2012
[7] Van Deursen, 2010
[8] Bilal & Kirby, 2002

Fotos: Shutterstock.com


Leonie Middelbeek
Als onderwijskundige bij Delubas breng ik de nieuwste wetenschappelijke inzichten op didactisch gebied in kaart en voer ik onderzoek uit naar de behoeften van leerkrachten ten aanzien van methoden. Zo kan daar bij de ontwikkeling van educatief materiaal rekening mee worden gehouden. Het tot stand brengen van een koppeling tussen de wetenschap en de onderwijspraktijk maakt het werk uitdagend en erg leuk!